Deze gelijkrichters kosten bij Conrad een duppie.
Een spanningsval van ongeveer 2V is gebruikelijk bij groene en gele LEDs. Bij rode is het nog iets lager, typisch zo'n 1,7V. Witte LEDs daarentegen doen typisch circa 3V.
Bij de meeste LEDs is 20mA de grootst toegelaten stroom. Vaak geven ze net zoveel licht bij 10mA. Rode LEDs zijn soms al fel genoeg bij 2mA. Soms geven witte LEDs al genoeg licht bij 0,5mA, en worden het schijnwerpers als je de volle 20mA er doorheen laat. Sommige LEDs mogen continu 30mA.
LEDs in serie zetten is een goed en veel toegepast idee, bij digitale besturing. Daarbij moet je het midden vinden tussen hoeveel LEDs er maximaal in serie kunnen om je booster zo min mogelijk te belasten, en een constante lichtopbrengst. Terzijde: gebruik altijd een gelijkrichter; LEDs werken zonder gelijkrichter maar op de halve spanning, en blokkeren de andere helft. Dat laatste verdragen ze op de lange duur lang niet allemaal. Het kan goed gaan, maar als je een gelijkrichter gebruikt weet je zeker dat het goed gaat.
Voor een constante lichtopbrengst is het volgende van belang. De stroom door de LEDs wordt volledig bepaald door de spanning over de weerstand, en de waarde van de weerstand.
Als je veel LEDs in serie zet, valt er maar een kleine spanning over de weerstand. Als er maar 2V over de weerstand valt en de spanning varieert 0,5V, dan heeft dat een heel sterk effect. (Tenzij je de LEDs maximaal aanstuurt, want het verschil tussen 20mA of 15mA zie je niet makkelijk. Maar dan staan je LEDs wel erg fel te zijn, en in veel gevallen wordt dat niet gewenst.)
Zo'n variatie van 0,5V heb je maar zo en is dan maar liefst 25%. Heb je dezelfde variatie, maar bij een spanningsval van 8V over de weerstand, dan heb je het over 6% en valt het niet op.
Als je witte LEDs hebt, en een 16V digitale spanning, heb je met 4 LEDs maar 4V over de weerstand en met 3 LEDs is dat 7V.
Als je gele LEDS hebt, en een 16V digitale spanning, heb je met 7 LEDs maar 2V over de weerstand en met 4 LEDs is dat 8V.
Vandaar een algemeen advies om van witte LEDs er maximaal 3, en van gekleurde LEDs er maximaal 4 (of bij uitzondering 5, als er rode LEDs bij zitten) in serie te zetten. En dan gaat het nog steeds over digitaal.
Bij analoge besturing geldt er iets heel anders. Daar is het zo dat je al licht wilt als de trein nog langzaam rijdt. Om dat te bereiken zet je geen LEDs in serie. Elke LED krijgt z'n eigen weerstand. Voor interieurverlichting (die in beide rijrichtingen moet werken) gebruik je tevens een bruggelijkrichter, zoals de in de eerste regel genoemde. Daarvan heb je er maar een per rijtuig nodig, waar je alle LEDs van de interieurverlichting op aansluit.
Een ander algemeen advies is om niet twee kleuren te mengen in een serieschakeling. Je kunt bijvoorbeeld witte of gele LEDS aan de ene zijde tegelijk willen laten branden met rode LEDs aan de andere zijde. Vanuit energie oogpunt is er een boel voor te zeggen die dan allemaal in serie te zetten. De rode LEDs hebben echter een andere lichtopbrengst bij dezelfde stroom, dan de gele en zeker dan de witte. Dan vind je al gauw dat de roden te fel of juist niet fel genoeg zijn, wanneer je de juiste weerstand voor de anderen gevonden hebt. Vandaar het advies om in een serieschakeling geen kleuren te mengen, zodat je telkens die weerstand kunt kiezen die de door jou gewenste lichtopbrengst geeft.